Steve Miller: “Ik was niet bang voor Miles Davis”

Steve Miller Band
De legendarische Les Paul leerde hem zijn eerste akkoorden, hij stond op het monumentale Monterey Pop Festival en megahits als Fly Like An Eagle en Jet Airliner zijn nog steeds radiofavorieten. Natuurlijk hebben we het over Steve Miller. De 69-jarige classic rocker speelt op 24 en 25 oktober in respectievelijk Tilburg en Groningen, en neemt Lust For Life alvast mee langs de gedenkwaardige momenten uit een wonderbaarlijke carrière.

“Ik heb een heleboel geluk gehad”, geeft de in Milwaukee geboren ‘Space Cowboy’ en ‘Gangster Of Love’ Miller toe. Op zesjarige leeftijd brengt Les Paul hem alles bij over gitaren en T-Bone Walker ontmoet hij op zijn negende. Eenmaal verhuisd naar Chicago dompelt hij zich onder in de blues en bezoekt hij concerten van grootheden als Freddie King. “Die optredens van dichtbij meemaken… Geloof me, daar kan echt niets tegen op.”

Met zo’n muzikale achtergrond moet je haast wel uitgroeien tot een groot muzikant. Het gaat dan ook snel met de carrière van de latere rockster. Een nog jonge Miller is te horen op Chuck Berry’s lp Live At Fillmore Auditorium. Op het Monterey Pop Festival (1967) staat The Steve Miller Band (voorheen The Steve Miller Blues Band) geprogrammeerd tussen namen als Janis Joplin, The Who en Jimi Hendrix. Miller: “Dat festival was een geweldige muzikale samenkomst. Ik was erbij toen Otis Redding optrad en toen Hendrix zijn gitaar in de fik zette. The Who stond er op het moment dat de populariteit van die band een beetje inzakte. Toen ze hun gitaren kapot ramden op Monterey werden ze weer helemaal gehyped. Ik was erbij en ik was nog maar 23.”

The Dead
Hoewel de zanger/gitarist later beweert weinig op te hebben gehad met de bands uit San Francisco die op Monterey Pop speelden, geeft hij tegenwoordig een milde draai aan die uitspraak: “Het is echt niet zo dat ik een hekel heb aan al die bands. Country Joe & The Fish was mijn favoriet en ik ben The Grateful Dead later toch gaan waarderen op een vreemde manier. In die periode waren ze constant stoned en stonden ze dertig minuten lang hun instrumenten te stemmen op het podium. Dat was best cool als je zelf ook stoned was, maar het was ongelooflijk saai als je geen drugs gebruikte. Dan dacht je: ‘wanneer kappen ze hier nou mee’, haha. Maar na verloop van tijd kregen ze een eigen sound en ik toerde zelfs nog met ze in de jaren negentig. Het was echt tragisch toen Jerry Garcia overleed. The Dead had iets heel unieks, maar ook iets heel saais.”

Terug naar Millers eigen muziek. De eerste reeks platen die The Steve Miller Band vanaf 1968 uitbrengt, blijft tot op de dag van vandaag onbekend bij het grote publiek. En dat is toch jammer, want een album als Sailor (1968) behoort absoluut tot het betere werk van de band. “Onlangs hoorde ik de eerste vijf albums weer, want ze komen opnieuw uit als digi-pack. Ik ben nog steeds trots op alle platen en op het enthousiasme waarmee ik er als twintiger aan werkte. Volgens mij was ik ook een best goede muzikant, hoewel ik verderop in mijn carrière steeds meer leerde en veel beter werd. De eerste platen werden best goed ontvangen. Inmiddels heb ik achtentwintig albums uitgebracht, dus zijn er genoeg songs om uit te kiezen voor mijn concerten in Tilburg en Groningen. Ik speel nog steeds met veel plezier nummers uit die periode, zoals Living In The USA en Space Cowboy.”

Breuk met Boz
Op de twee eerste lp’s, Children Of The Future en Sailor is Boz Scaggs nog te horen als lid van de band. Na zijn vertrek start Scaggs een solocarrière en scoort hij – veel later – hits met onder meer Lowdown en Lido Shuffle. “Ik heb Boz al lange tijd niet meer gezien,” bekent Miller, “we groeiden samen op en vanaf onze twaalfde tot vijfentwintigste musiceerden we samen. Maar onze wegen scheidden zich. Ik zag Boz later nog af en toe, we speelden nog wel eens wat, maar dat werd steeds minder. In de jaren negentig sprak ik hem nog even, maar daarna was het afgelopen. Het was een mooie tijd toen hij nog in de band zat, maar we verschilden in artistiek opzicht enorm. Ik weet dat veel mensen ons graag weer samen zouden willen zien optreden, want we waren ook echt goed. Ik leerde Boz z’n eerste gitaarakkoorden, maar naarmate we ouder werden, begonnen we naar verschillende muzieksoorten te luisteren. Hij was op een gegeven moment helemaal into de typische Philadelphia-sound, met big bands en dat soort dingen. Maar later raakte hij geïnteresseerd in jazz en blues en dat is meer mijn stijl. Ik zou hem graag weer eens willen zien.”

‘Non-playing motherfucker’
Eind jaren zestig, begin jaren zeventig is Millers ster flink rijzende. Tot groot ongenoegen van jazzgigant Miles Davis mag Miller in 1970 een optreden in het beroemde Fillmore East headlinen. Later zou Davis in zijn autobiografie Miles nog eens flink naar hem uithalen, maar Miller neemt die sneer met een korrel zout. “Volgens mij noemde hij me in zijn boek een ‘sorry-ass cat’ en een ‘non-playing motherfucker’, haha. Hij heeft me in ieder geval onthouden! Maar ik ben dol op Miles. Kind Of Blue is nota bene een van mijn favoriete platen! We stonden samen geprogrammeerd voor het concert en hij was enorm pissig omdat hij niet de headliner was. Hij had die tent toch nooit vol gekregen.”

“Ik had niets anders van hem verwacht dan zo’n reactie, hij was nu eenmaal een vreemde, kribbige vent. Hij speelde soms met zijn rug naar het publiek toe, waarmee hij eigenlijk ‘fuck you’ tegen zijn fans zei. Sommigen waren zelfs bang voor hem, maar ik en mijn roadie niet. Backstage was hij zo aardig als hij maar zijn kon. Hij kwam een keer opdraven toen hij al laat was en mijn roadie gooide een handdoek over hem heen en vroeg hem: ‘Bespeel je nog steeds dat lelijke oude instrument en draag je nog steeds die lelijke oude schoenen?’. Iedereen keek met angst en beven toe, maar Miles kon er wel om lachen. Om eerlijk te zijn vond ik zijn band waardeloos in die tijd. Het was ook een beetje een experimentele periode voor Miles. Een heleboel muzikanten ontspoorden door de drugs. Je kunt geen heroïneverslaafde zijn en altijd maar mooie muziek blijven maken. In het geval van Miles was het gewoon een verspilling van leven en talent.”

Hoewel The Steve Miller Band tegen die tijd al een behoorlijke live reputatie heeft opgebouwd, volgt de echte doorbraak pas in 1973, met de hit The Joker. “Ik zag dat als gewoon weer een nieuwe plaat. Maar radio was aan het veranderen. Eerst werden we gezien als een progressieve underground rockband. Niemand wilde ons op de radio draaien. Ze zeiden: ‘jij gaat het nooit redden’. The Joker was ook geen lied dat je normaliter op de radio zou horen, maar op een of andere manier werd het toch opgepikt. Sommigen zeggen dat ik bij het maken van The Joker een meer radiovriendelijke kant opging, maar dat is een misvatting. Ik wilde gewoon een goede song maken.”

Chocoladetaart
Hoewel The Joker heel herkenbaar is als typisch Miller, zegt de artiest dat zijn ultieme sound pas echt is ontwikkeld op het album Fly Like An Eagle (1976), waarop behalve de titeltrack ook hits als Rock’n Me en Take The Money And Run staan. Veel muziekliefhebbers zien die lp als zijn absolute meesterwerk, maar wat vindt hij zelf? “Dat is zeker een van mijn beste platen. De titeltrack is als een jazzstuk, want ik kan het live op heel veel verschillende manieren spelen. Ik werkte tegelijkertijd aan dat album en de opvolger Book Of Dreams (1977) en ik had ongeveer twintig songs. Als ik er gewoon twaalf had gepakt en als één lp had uitgebracht, zou je twaalf stukken chocoladetaart hebben. En dat is te veel chocoladetaart! Als je het verdeelt, smaakt het stukken beter. Ik vind die twee albums trouwens ook veel interessanter dan de hitcompilatie (Greatest Hits 74-78) die kort daarna uitkwam. Dat was gewoon een verzameling popdeuntjes en ik heb ze liever verspreid.”

Aan de songs op Fly Like An Eagle en Book Of Dreams heeft Miller net zo lang geschaafd tot hij tevreden was. Hij wordt door zijn collega’s vaak omschreven als een perfectionist en zo ziet hij zichzelf ook. “Zeker weten, maar ik denk wel dat ik nu iets meer relaxed ben. Als ik aan een album werk, houd ik altijd in mijn achterhoofd dat de eerste take de beste is. Ik neem dus zo’n veertig songs in tien dagen op en ik vraag me in die periode alleen af of het goed voelt. Daarna luister ik de opnames terug en op dat moment word ik een perfectionist, zelfs op het gebied van artwork. Alles moet dan perfect zijn. Ik beluister de tracks terug op verschillende systemen. Dan wil ik weten hoe het in de auto klinkt, met een koptelefoon of juist op een televisie. Op die manier combineer ik het spontane met het perfecte.”

Magere kont
Hoewel The Steve Miller Band na de jaren tachtig nog een aantal albums maakt – waaronder de prima recente coverplaten Bingo! (2010) en Let Your Hair Down (2011) – is het na het catchy Abracadabra (1982) afgelopen met de megahits. “Daarna was het best een frustrerende tijd voor me. De radio en pers werden heel antagonistisch tegenover oude bands. Je kunt dan nog wel een U2 zijn, maar er zal altijd iemand komen die roept: ‘Kijk eens naar die poseurs!’. Zo gaat dat, no good deed ever goes unpunished. Als dat met jou gebeurt, maakt het je woedend. Gelukkig kwam classic rock in de loop van de jaren tachtig weer helemaal terug. Opeens zei iedereen: ‘Dit was eigenlijk best goed’. Kijk eens naar de bands die nu toeren: Coldplay doet ongeveer hetzelfde als wij in de jaren zeventig. Dan heb ik het over de dramatische shows, de grote lichtshows. Maar de tachtiger jaren waren een zware tijd voor ons. Alleen omdat je toevallig een hitje had in de jaren zeventig wil niet zeggen dat je er nog toe doet in het volgende decennium. Die les heb ik wel geleerd. De roem is leuk, maar ik wilde altijd gewoon een goede muzikant worden, geen popster als Mick Jagger die op zijn zeventigste nog steeds op het podium met zijn magere kont staat te schudden, haha.”

0 Reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.