‘Popjournalisten zijn gefrustreerde muzikanten.’ Ik heb die uitspraak in de loop der jaren heel wat keren voorbij zien komen. De woorden werden overigens niet zelden uitgesproken door popmuzikanten die net een negatieve recensie voor de kiezen hadden gekregen.
Ik kan met mijn hand op mijn hart vertellen dat ik niet met een dergelijke frustratie rondloop. Ik heb weliswaar in een heel ver verleden een gitaar aangeschaft, maar het bleef voor mij een stuk hout met wat snaren. Het ontbrak mij simpelweg aan talent en geduld om er echt iets mee te kunnen. Ik had daar ook vrede mee. De gitaar werd verkocht, mijn leven ging verder.
Mocht er ergens achter in mijn hoofd nog wat twijfel rondspoken, werd die vele jaren later alsnog weggeblazen. Ik was inmiddels daadwerkelijk popjournalist geworden en mocht een week lang een Amerikaanse death metalband vergezellen tijdens een tournee door Duitsland. Het reizen, het wachten, het rondhangen, het slechte eten en de shows in afgebladderde zalen in de periferie van steden als Dortmund en Stuttgart – voor iemand die graag elke minuut van de dag nuttig besteedt, bleek het muzikantenleven een ware kwelling. Al na een dag wilde ik terug naar Nederland, desnoods op handen en voeten.
Niet veel later moest ik nog een keer in Duitsland zijn. In 1995 blies Ritchie Blackmore – met ruime afstand mijn favoriete hardrockgitarist – zijn oude band Rainbow nieuw leven in. Om het nieuwe album Stranger In Us All te promoten deed hij een handjevol interviews voor de Europese pers. Ik werd uitverkoren om Nederland te vertegenwoordigen.
De interviews vonden plaats in het eeuwenoude kasteel Wartburg, nabij het plaatsje Eisenach. Het arrangement was buitengewoon gul: Ritchie Blackmore deed een interview per avond. Het gesprek duurde zolang als de gitarist er genoegen aan beleefde. Ik arriveerde met drie A4-tjes vol vragen. Om het ijs te breken had ik een voetbalshirt meegenomen – Blackmore is een enorme voetbalfanaat. Het was niet eens nodig. De gitarist was in een uitstekend humeur.
Ons gesprek nam een uur of drie in beslag, mijn langste interview ooit. Van zijn vroegste jeugdherinneringen tot de hoog oplopende ruzies met Ian Gillan, alles bleek bespreekbaar. Aan het eind van de aangename avond greep Blackmore ook nog eens naar zijn akoestische gitaar. Vanuit het niets dook zijn verloofde Candice Night op en samen vertolkten ze met groot plezier evergreens als Yesterday van The Beatles en het van The Sound Of Music bekende deuntje Edelweiss. Ik zag hier, met eigen ogen, Blackmore’s Night geboren worden.
Halverwege dit geïmproviseerde optreden boog de muzikant zich in mijn richting. Of ik zelf soms ook gitaar speelde. Kon ik gezellig meedoen. Volledig overrompeld door die vraag stamelde ik dat ik hem helaas teleur moest stellen. Mijn held wierp mij nog een geamuseerde blik toe en wijdde zich aan het volgende liedje. Iets van Simon & Garfunkel, als ik het mij goed herinner.
Ik luisterde, genoot intens van deze unieke gebeurtenis, maar vervloekte ook voor één keer hartgrondig het moment dat ik mijn gitaar de deur uit had gedaan.
3 Reacties
Alleen jammer van het verkeerde shirt, maar voor de rest een prachtig verhaal.
Goed verhaal! Verheug me op volgend jaar als de Stratocaster weer van stal wordt gehaald! Is het interview nog ergens te lezen?
Ooit het genoegen gehad Ritchie te ontmoeten tijdens een fanclubconcert in Duitsland. Hij was zeer vriendelijk en nam alle tijd voor zijn fans. Het tegenovergestelde van alle (ware) verhalen hoe hij ook kan zijn.
Een geweldige gitarist met een charisma van hier tot Tokyo, die het lef heeft gehad muzikaal het roer om te gooien. Ik kijk uit naar de over hem gemaakte documentaire (verschijnt in november van dit jaar op dvd).