Van de oude line-up van Wovenhand is behalve frontman David Eugene Edwards alleen nog drummer Ordy Garrison over. Twee frisse jongens kwamen er dit jaar bij: bassist Gregory Garcia Jr. en gitarist Chuck French. De invloed van de nieuwelingen is duidelijk hoorbaar op het eerder deze maand verschenen album The Laughing Stalk. De plaat heeft een nadrukkelijk harder geluid dan het eerdere werk van Wovenhand. De vraag is in welke mate dat live merkbaar is.
David Eugene Edwards zei onlangs in een interview met Lust For Life al dat de nieuwkomers al jaren ‘part of the Wovenhand family’ zijn en dat het daarom voelt als ‘dezelfde band met een andere focus’. In Paradiso worden die woorden bevestigd. Het viertal is uitmuntend op elkaar ingespeeld en wie niet beter weet, zou vermoeden dat dit een formatie betreft die al jaren samenspeelt. Natuurlijk blijft Edwards, met hoed en veer, zelf de belangrijkste man in dit kwartet. Zijn machtige stem en excentrieke voorkomen drukken nu eenmaal een vette stempel op de show. Hij ís Wovenhand, en wat dat betreft is er dus weinig veranderd.
Nieuw is de sound. Die is hard, zo niet, loeihard. Vanaf het begin van het optreden is duidelijk dat het geluid van The Laughing Stalk op het podium een vervolg krijgt. Dat in sommige nummers langzamer wordt toegewerkt naar een eruptie van decibels dan op schijf, zoals in Closer, vergroot alleen maar de impact van de luide stukken. Vanaf het moment dat de show geopend wordt met enkele nummers van de nieuwe plaat, helt van meet af aan een muur van geluid over de nagenoeg uitverkochte grote zaal van Paradiso.
Als gehypnotiseerd staart het grootste deel van die zaal naar Edwards. Hij zingt met de ogen dicht, terwijl de aderen in zijn nek opzwellen. Bij vlagen lijkt hij in trance. Met ongeleide handgebaren zingt hij zelfs een stukje zonder microfoon. Hij gaat volledig op in de songs. De frontman is daarin geen uitzondering, want hoewel minder opvallend, zijn ook de andere bandleden constant diep geconcentreerd aan het spelen. Gitarist French komt bij vlagen met vlijmscherpe hooks en bassist Garcia lijkt op een indiaan met zijn door een rode lap bij elkaar gehouden donkere, lange haar. Zijn baslijnen zijn donker en hevig, en niet in de laatste plaats verantwoordelijk voor het zware geluid dat de avond tekent.
Indianen
Over indianen gesproken: de muziek waarmee Wovenhand opkomt en weer vertrekt lijkt op dat van de oorspronkelijke bewoners van Amerika, en Edwards zelf zingt zo nu en dan in een voor de gemiddelde toeschouwer onverstaanbaar taaltje, dat eveneens aan Native Americans doet denken. Niet heel vreemd, want de grootvader van de voormalig frontman van 16 Horsepower was bijvoorbeeld zo’n Native. Het maken die momenten niet minder intrigerend. Het is eerder alsof hij een spreuk uitspreekt over de Amsterdamse poptempel. Bang aangelegde toeschouwers zouden weglopen.
Voor de rest grijpt Edwards minder terug naar zijn roots, want de alt. country en folk die we gewend zijn, maakt deels plaats voor rock. Zo nu en dan neigt het gezamenlijke gitaarspel van Edwards en French zelfs naar metal. Badass is het in ieder geval, ook door de mokerslagen die drummer Garrison uitdeelt. Toch zijn er ook iets kalmere momenten, zoals wanneer de voorman uit Denver, Colorado zijn banjo pakt. Al kan hij het dan weer niet laten om midden in een nummer zomaar een rochel in de lucht te spuwen.
De show verveelt geen moment en de band weet constant de fascinatie van het publiek op te wekken. Het gevoel dat het gespeeld is, blijft namelijk uit, het komt uit de tenen. Als de band stopt met spelen, reageert het publiek uitzinnig. Alsof het de gevangen van Folsom Prison na het optreden van Johnny Cash in januari 1968 betreft. Paradiso zag een uitermate krachtige show van iets langer dan een uur en een kwartier. De ingeslagen route kan wat ons betreft voortgezet worden, want het harde, rockende Wovenhand werkt live uitermate goed.
Gezien op 25 september 2012 in Paradiso, Amsterdam
Foto’s: Willem Schalekamp
0 Reacties