Best Kept Secret 2015 – Festivalverslag

  • noel Gallagher We’re On Our Way Now

Er gebeuren rare dingen tijdens een festival. Dat is op de derde editie van het Best Kept Secret festival niet anders. Jongens die met mosselschelpen een strandspel bouwen, een friettent met medewerkers die dansend op Dreams van Fleetwood Mac voedsel serveren en schommels vol rustende mensen met tijdelijke festival-pfeiffer. Regen, dan weer zon die menig neus heeft verbrand en een kleurrijke lucht gemixt van zand, bier en wiet. De muziek speelde echter wel de hoofdrol en met de neuzen in de bierglazen ging de redactie van Lust For Life op pad om te kijken welke bands en artiesten de moeite waard waren – of juist niet.

Headliners
Tijdens de twee eerste edities stonden er steevast sterke namen als headliners gepland. Zo kon het publiek in 2013 genieten van Arctic Monkeys, Damien Rice en Sigur Rós en werden de festivaldagen vorig jaar afgesloten door Pixies, Franz Ferdinand en Elbow. Dit jaar speelde de organisatie wat minder op safe, met een berucht gammele rockband (The Libertines), een oude Britpopper (Noel Gallagher’s High Flying Birds) en een arty groep met een hoog hate-it-or-love-it karakter (alt-J). Om maar met The Libertines te beginnen: de gereïncarneerde Britse rockformatie rond uberjunk Pete Doherty en zijn grote vriend Carl Barât voldeed precies aan de verwachtingen. Het slordige spel en de nauwelijks verstaanbare zang was voor een fors leger fanatiekelingen geen reden tot paniek, maar uw recensenten moesten toch wel even fors slikken toen zelfs krakers als What A Waster en Can’t Stand Me Now vakkundig verkloot werden. Charmante imperfectie, zullen we maar zeggen dan.

Dat was een dag later bij Noel Gallagher’s High Flying Birds bepaald niet het geval. Het oud-Oasisopperhoofd speelde een loeistrakke set en uitstekende songs als In The Heat Of The Moment en Everybody’s On The Run bewijzen dat ‘ie het schrijven van memorabele refreinen nog niet verleerd is. Minpuntje: zeker in verhouding tot de recente show in TivoliVredenburg in Utrecht was Gallagher behoorlijk routineus bezig en een praatje kon er ook al niet af. En uiteindelijk ging het publiek nog het meest uit z’n plaat op Oasis-klassiekers als Champagne Supernova en de glorieuze afsluiter Don’t Look Back In Anger. Prima optreden, maar iets meer vuur was fijn geweest.

Het eveneens Britse (opvallend trouwens, drie headliners uit Groot-Brittannië) alt-J speelde twee jaar geleden nog op het kleinere podium, maar kreeg nu de ongekende eer om het driedaagse festival af te sluiten op de main stage. alt-J is een fantastisch creatieve en eigenaardig muzikale uitvinding en vooral frontmannen Joe Newman en Gus Unger-Hamilton leken zondagavond relaxter dan ooit – ze lachten zelfs bij het maken van foutjes. De band past perfect bij een festival als Best Kept Secret, desondanks bleek het als afsluiter een gevaarlijke zet van de organisatie. Een deel van het publiek deed twijfelend mee met de strakke beats en intelligente arty popsongs, waar het misschien liever een laatste feestje had gebouwd.

(Indie)rock
Best Kept Secret zou Best Kept Secret niet zijn als de line up voornamelijk uit mainstream The Script-achtige bandjes zou bestaan. Indie is het trefwoord in de festivalhandleiding en rock maakt een fijne metgezel. Samen zorgen ze voor de essentie van het merendeel van de aanwezige bands. Vorig jaar mochten ze hun kunstjes al vertonen op Stage Three, maar dit jaar zijn ze een debuutalbum rijker en opgewaardeerd naar de main stage. De jongens van Circa Waves weten hoe ze een feestje moeten bouwen. Hun zomerse indie rock kwam prima uit de verf op de festivalweide en er ontstond zelfs een enigszins misplaatste moshpit. Diezelfde moshpit ging zaterdagavond ongestoord verder. Enigszins onverwachts zorgde het vrij jonge Britse The Vaccines onder leiding van Justin Young voor een energie-explosie op het veld. Zijn vele aanwezige landgenoten sprongen lachend boven op elkaar en joelden mee met super hits als If You Wanna en Nørgaard. Het zijn misschien niet de meest innovatieve rockers van het festival, maar het was een stuk saaier geweest zonder hun aanwezigheid.

Een talentvoller tweetal is er niet gespot dit weekend. Royal Blood bestaat uit een overenthousiaste drummer en een gitarist die tegelijkertijd bassist is. Het is een meestertruc en terwijl drummer Thatcher kortstondig het publiek aan hem liet voelen, keek Kerr voldaan en met open mond neer op de ravage die hij achterliet. Zondagmiddag bewees Wolf Alice dat uiterlijk kan bedriegen. Zangeres Ellie Rowsell mag dan lange blonde haren hebben en optreden in een jurkje met bloemetjesprint, ze produceert samen met haar band toch een hoop herrie. Her en der zet ze zelfs haar meest maniakale lach in om een nummer compleet te maken; You’re A Germ is hier het beste voorbeeld van. Maar ook haar lieve kant komt naar boven in Bros, een nummer dat vriendschap bejubelt. Weer eens wat anders dan het zoveelste liefdesliedje. Balthazar is een van onze favoriete Belgische exportproducten en bewees die onderscheiding zaterdagmiddag weer verdiend te hebben. Met Then Wat en Decency (afkomstig van de nieuwe plaat Thin Walls) werd een krachtige set geopend, die alleen maar steeds versterkte door de onvoorwaardelijke liefde van het publiek.

Gek bandje, dat Mew. In thuisland Denemarken zowat groter dan God, maar de rest van de wereld heeft het iets moeilijker met de behoorlijk complexe mix van experimentele rock en dreampop – zeker in combinatie met de maffe, bloedmooie vocalen van Jonas Bjerre. Toch heeft Mew ook in Nederland een aardige achterban en die zagen dat hun helden heel behoorlijk overeind bleven in de halfgevulde tent. Af en toe verzoop Bjerres zang in de golven van gitaar, synths, bas en drums, maar imposant en overdonderend was het zeker.
Imponeren deed Temples veel minder. Dit Britse psychedelische popgroepje wordt nogal eens vergeleken met Tame Impala, maar daarmee beledig je die laatste immens. Op plaat schiet Temples nog wel eens raak, maar op het hoofdpodium van Best Kept Secret stond zelden een saaiere band. Ongeïnspireerd worstelden ze zich door een set die wel uren leek te duren – en dat is in dit geval niet positief bedoeld. Kijken naar groeiend gras is een stuk spannender.

Staat er eindelijk een band die een beetje met het publiek speelt, lijkt de zanger zwaarder en extremer onder invloed dan ooit. Future Islands-frontman Samuel Herring aaide het podium en sloeg zichzelf, waarbij zijn stem af en toe doorsloeg naar een grunt. Da’s nog niet eens zo extreem opvallend, maar de stage exit van Herring was legendarisch: hij rende het publiek door, plaatste een houten plank tegen de omheining en sprong na een korte aanloop over het hek door naar de backstage. Een groter contrast kon er bijna niet zijn met het optreden van Death Cab For Cutie. Aandachtig luisterde een tent vol mensen naar de zere zielenliedjes. Met weinig woorden en een lading vol pijnlijke liefdesliedjes deden ze het nostalgisch meezingende publiek een groter plezier dan ze zelf leken te hebben op het podium. Ook het Canadese Alvvays weet de gevoelige snaar te raken met gevoelige indierock. Vooral Archie, Marry Me zal niemand op Stage Five onberoerd hebben gelaten.

Singer-songwriters, folk
Voor liefhebbers van de betere singer-songwriters en folk(rock) viel er genoeg te genieten op BKS 2015. Op vrijdag mocht Kevin Morby het festival openen op Stage Three. Hij deed dat een tikkeltje onzeker, maar overtuigde toch – vooral dankzij het bijzonder bezwerende nummer Harlem River, waarmee hij de kracht van herhaling benutte. Strand Of Oaks is het project van Timothy Showalter. Als je deze Amerikaan voor het eerst ziet, zou je niet zeggen dat hij een mix van folk en rock maakt: met zijn lange haren, woeste baard, lederen shirt en spuuglelijke tatoeages lijkt hij meer op een vuige hardrocker. Onder dat ruige uiterlijk zit een gevoelige folky verstopt die prachtige songs schrijft – en die samen met zijn band ook nog een meer dan overtuigend wist te brengen op het grote Stage One van BKS. Daniel Norgren scoort ook een hele dikke voldoende. De donkere, bluesy folk van deze introverte Zweed werd af en toe overstemd door het luid babbelende publiek, maar dat weerhield hem er niet van zijn songs vol vuur ten gehore te brengen.

Ook uit Zweden: Kristian Matsson, oftewel The Tallest Man On Earth, die zijn kunsten op het hoofdpodium mocht laten zien. Normaliter staat Matsson alleen op het podium en dan maakt hij vaak diepe indruk met zijn prachtig ingetogen songs, maar sinds kort heeft hij een hele band bij zich. Eerlijk gezegd is dat geen vooruitgang, want juist die mooie, intense liedjes verzopen live af en toe in het bombastische ‘nieuwe’ geluid. Veelzeggend is, dat juist de paar solo gespeelde songs verreweg de meeste indruk maakten. Misschien toch maar even wat ontslagaanvragen de deur uit doen, Kristian? RHODES was zaterdag al even bescheiden als zijn collega Kevin Morby een dag eerder uit de hoek kwam, maar zorgde voor een adembenemende show. De jonge Brit heeft een prachtige stem en alhoewel zijn debuutplaat pas in september uitkomt, klonk zijn setlist al als een soort best-of lijstje. Het optreden van First Aid Kit was de zuurstok van het festival: zoet en smakelijk, maar als je er te veel van consumeert, word je er een beetje misselijk van en vallen je tanden eruit. De nog steeds erg jonge zusjes Söderberg hebben inmiddels drie aardige folkpopplaten gemaakt, maar het aantal songs dat echt boven het maaiveld uitsteekt, is op een hand te tellen. En dat viel tijdens de show van krap een uur op het grote Stage One des te meer op. Wel heel leuk: de verrassend harde cover van Black Sabbaths War Pigs.

Postpunk en shoegaze
Tijdens de vorige editie van BKS lieten de shoegazers van Slowdive al mooie oude tijden herleven, maar ook dit jaar konden liefhebbers van ‘ouderwetse’ shoegaze en postpunk hun hart ophalen. Vrijdag bracht The Jesus And Mary Chain integraal een hele strakke versie van het invloedrijke debuut Psychocandy uit 1985 ten gehore en liet daarmee zien dat de band nog meer dan relevant is en hun vroegere reputatie van ongeïnspireerde, slechte korte optredens volledig ontgroeid is. Sterker nog, het was waarschijnlijk het sterkste optreden van de dag, ook al is de opbouw van de show natuurlijk wat raar als de grootste hit als eerste wordt gespeeld. Na Psychocandy was er gelukkig nog ruimte voor een drietal oudere hits die het geheel een waardige afsluiting gaven. Zaterdag deed Ride dat nog eens dunnetjes over met een setlist van voornamelijk nummers van de succesvolle eerste twee cd’s en de ep-collectie Smile uit 1990. Ook Ride klonk verrassend goed, maar de energie van The Jesus And Mary Chain kon de band niet evenaren.

De invloed van deze ‘oude’ bands is ook merkbaar op de kleinere podia van het festival. Vrijdag bewees Eagulls dat postpunk springlevend is. De jonge Britse formatie overdonderde het publiek in Stage Five op alle fronten met hun af en toe spijkerharde, maar altijd dansbare en melodieuze mix van postpunk, indierock en shoegaze. En met George Mitchell, die qua uiterlijk nog het meest doet denken aan Draco Malfoy uit Harry Potter, heeft de groep een waanzinnige frontman in de gelederen. Ook de Rotterdamse jongens van Rats On Rafts stromen over van de energie en lieten Stage Five zondag beven onder het geweld van hun noisey postpunk en enthousiasme.

Bijzondere eenlingen
Niet alle acts passen zo mooi in een hoekje met gelijkgezinden. Er waren ook bijzondere eenlingen te vinden op BKS, waarvan er twee verstopt zaten op het kleinste podium tijdens de headliners van de desbetreffende dagen. Op zaterdag moest Kindness opboksen tegen Noel Gallagher. Vlak voor aanvang was de tent van Stage Five nog bijna leeg en even leek het een trieste bedoeling te worden. Toch maakte de Britse Adam Bainbridge samen met zijn swingende band een entree alsof ze onaangedaan waren door hun ongelukkig geprogrammeerde tijdslot en gelukkig stroomde de tent al snel wat voller. De bijzondere mix van swingende funk en elektronica zorgde ondanks het kleine podium voor een feest van gigantisch formaat. Zondag is het de beurt aan de absurde elektronica van Dan Deacon, terwijl alt-J schittert op het hoofdpodium. Deacon houdt ervan zijn publiek bezig te houden met dance-battles en ‘bonding exercises’ (“Pak de hand van degene naast je. Denk aan de persoon op de wereld die je het meeste mist. Denk nu aan de laatste vreemde waarvan je het gezicht hebt onthouden. En weet dat er nu iemand op de wereld is die jou mist en die altijd van je houdt. EN DANS!”). Gedanst werd er. En gesprongen en gecrowdsurft.

Een andere onhandig tijdslot was op de laatste ochtend van het festival gereserveerd voor Jonny Greenwood And The London Contemporary Orchestra. Het was nog vroeg, het regende en het was doodstil. Radiohead-gitarist Jonny Greenwood zei geen woord en verstopte zich achter zijn sluike haar, maar klapte wel netjes voor zijn medemuzikanten van het Londen Contemporary Orchestra. Greenwood is een getalenteerd filmische componist en daarnaast is hij een van de beste gitaristen ter wereld, wat hij vooral liet horen tijdens de spookachtige soundtrack van There Will Be Blood. Iemand die vaker een eenling zal zijn op festivals, is Daniel Romano. Op hedendaagse popfestivals is country bepaald niet oververtegenwoordigd. Maar als iemand uit dat genre een kans verdient, dan is het wel  Romano. En de jonge Canadees maakte het waar: hij kreeg op vrijdagavond een behoorlijk deel van de toeschouwers mee met zijn uitstekend gespeelde, zeer traditionele countryliedjes. Snik!

Kortom, de kracht van Best Kept Secret zit ‘m niet alleen (meer) in de headliners. De echte schoonheid zit vooral verstopt op de kleinere podia, of juist eerder op de dag. Alhoewel, verstopt? Het festival trekt niet voor niets muziekliefhebbers aan die ’s ochtendsvroeg weer en wind en eventuele katers trotseren om een bijzonder klassiek orkest en tere singer-songwriters te zien optreden. Het is een bijzonder publiek dat past bij een bijzonder festival.

Best Kept Secret
Gezien op 19-21 juni 2015
Foto’s: Willem Schalekamp

0 Reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.