Een Australiër die de jaren twintig en dertig doet herleven, een 35-jarige singer-songwriter met een nu al zwaar doorleefde stem, een bluesheld, een Brits countryduo en een soort moderne Lynyrd Skynyrd… het is zomaar een greep uit het programma van de derde editie van Roots In The Park, die gisteren plaatsvond in het Julianapark in Utrecht. Met deze en twee andere acts werd nog maar eens duidelijk hoe gevarieerd rootsmuziek kan zijn.
Moet het Lust For Life-team ’s ochtends tijdens het opbouwen van onze festivalstand nog een paar nare buien trotseren, onze nieuwe schoenen laten ruïneren door de ranzige modder en zelfs even angstig ineenkrimpen voor een enkele donderslag, ’s middags en ’s avonds blijft het zowaar droog in Utrecht. De vlagen van zonnigheid zijn voor sommigen zelfs voldoende om hun handdoeken uit te spreiden op het door herten en kippen omringde festivalterrein en languit gelegen de muziek in zich op te nemen.
Toch komt Roots In The Park 2016 wat traag op gang. Wanneer het Britse countryduo My Darling Clementine een in close harmony gezongen cover van Bob Dylans Pledging My Time inzet, blijkt het nog niet bepaald druk op het veld – wellicht omdat de meeste bezoekers het écht mooie weer nog even afwachten. Ook muzikaal begint het festival wat kalmpjes, maar dat is niet negatief bedoeld. Het koppel Michael Weston King en de in roze outfit gestoken zangeres Lou Dalgleish weet met alleraardigste countrysongs en samenzang – die doet denken aan die van Gram Parsons en Emmylou Harris – de sfeer er uitstekend in te brengen.
Hoeveel kanten je op kunt binnen het ‘genre’ roots blijkt wel uit het contrast tussen My Darling Clementine en de tweede act: Giant Tiger Hooch. De Amsterdamse formatie geeft een veel luidere set weg, maar ondanks de amusante performance en het prima spel van de band willen de ietwat eenzijdige en weinig originele garagebluesnummers vanmiddag niet heel erg beklijven. Dat doen de retrosongs van de in het wit geklede Australiër C.W. Stoneking zeker wel. De zanger en gitarist brengt verschillende genres (blues, jazz, gospel, country) op uiterst geloofwaardige wijze samen, met een eigen sound die je terugvoert naar de jaren twintig en dertig. Hier en daar lijkt het alsof je naar de Tom Waits van rond Rain Dogs luistert, maar dan gezongen door iemand die klinkt als de Steve Earle van nu. Iets ingetogener zijn de songs van de Puerto Ricaanse zangeres Alynda Segarra, die opgroeide in de Bronx en daar een liefde voor doo-wop en Motown kreeg. Die invloed is vooral terug te horen tijdens het hoogtepunt van de set met haar band Hurray For The Riff Raff: St. Roch Blues, een emotionele ode aan de gelijknamige wijk in New Orleans.
De drie grootste namen in de line-up van Roots In The Park zijn – uiteraard – voor het laatst bewaard. De 35-jarige Ryan Bingham bewees zich met zijn debuutalbum Mescalito (2007) al een van de meest getalenteerde songwriters van zijn generatie en won drie jaar later zelfs een Oscar voor zijn lied The Weary Kind uit de film Crazy Heart. Speelde hij begin vorig jaar nog helemaal solo in Bitterzoet, ditmaal sleept de hoeddragende Amerikaan een gitarist en een violist met zich mee. Zijn voortreffelijke eigen composities (bijvoorbeeld Broken Heart Tattoos van het vorig jaar verschenen album Fear And Saturday Night) blijven prima overeind naast de nummers die de dertiger met de bijzonder ruwe stem covert van meesterliedschrijvers als Bob Dylan (Don’t Think Twice, It’s All Right), Townes Van Zandt (White Freightliner Blues) en de onlangs overleden Guy Clark (Dublin Blues).
Ook bluesmuzikant Keb’ Mo’ (Kevin Moore) weet uitstekend hoe hij andermans nummers helemaal eigen moet maken. Zo giet de zanger/gitarist de klassieker Everyday People van Sly & The Family Stone tegen het einde van zijn set in een onweerstaanbare bluesversie. Maar net als bij Bingham trekt zo’n cover de aandacht totaal niet weg van het eigen repertoire: van het vrolijke Old Me Better tot de jazzy ballad City Boy. Het spel van de hele band is voortreffelijk en vooral de sporadische duo-solo’s van bas en gitaar zijn zo zinderend als een goede western-shootout.
Werd de eerste editie van Roots In The Park in 2013 afgesloten door een van de meest geprezen nieuwere southern rockbands (Gov’t Mule), dit jaar mag een andere grote act in het genre dit festival afsluiten. Blackberry Smoke ziet eruit als een groep die bedacht had kunnen zijn voor de film Almost Famous en roept muzikaal ook herinneringen op aan de betere 70’s rockbands, met Lynyrd Skynyrd als de meest voor de hand liggende naam. Zanger/gitarist Charlie Starr en de zijnen hebben al meerdere platen op de wereld losgelaten, maar live komen ze – zoals vrijwel altijd in dit genre – nog beter tot hun recht. Songs als Fire In The Hole, Six Ways To Sunday en Rock And Roll Again pakken direct en worden met een enorme dosis power uitgevoerd. Hier en daar knipoogt Blackberry Smoke ook nog even naar Led Zeppelin (een fragment uit Your Time Is Gonna Come) en Bob Marley. Zoals de voorgaande twee acts al aantoonden, wordt er nog altijd uitmuntende country- en bluesmuziek gemaakt. Onlangs vertelde Charlie Starr aan Lust For Life dat ook southern rock nog ‘springlevend’ is. Na deze show van Blackberry Smoke als afsluiter van een prachtige festivaldag kun je daar bijzonder weinig tegenin brengen.
Roots In The Park
Gezien op zaterdag 2 juli 2016
Foto’s: Bernard Bodt
0 Reacties