Al jaren is Lust For Life aanwezig op allerlei Nederlandse popfestivals om er verslag te doen van al dan niet geniale optredens, maar onze zuiderburen sloegen we tot dusverre schandelijk over. Tijd om daar verandering in te brengen, vonden we. En dus pakten we ons tentje, een berg zwarte T-shirts en oordoppen in en reisden we af naar het Belgische Dessel voor Graspop Metal Meeting 2017, waar o.a. Rammstein, Deep Purple en Scorpions klaarstonden om onze oren te geselen.
Ooit, lang geleden, hadden we in Nederland de legendarische Dynamo Open Air-festivals in Eindhoven, waar de crème de la crème van de hardere muziek voor een immens publiek zijn kunstje vertoonde. Dat festival is inmiddels al jaren ter ziele, maar de sfeer op Graspop doet wel degelijk denken aan de oude DOA’s. Zucht, de nostalgie. In elk geval doet de camping al redelijk ouderwets aan: vergeleken met festivals als Best Kept Secret, Down The Rabbit Hole en Lowlands (waar de helft van uw reportersduo de laatste jaren zijn kop regelmatig liet zien) is The Boneyard – wat een terechte naam – een heerlijk smerige bende. Tentjes op elkaar gepropt, niet al te veel (en binnen de kortste keren bijzonder onwelriekende) toiletten, door de droge hitte veroorzaakte zandstormen: fantastisch. Tel daarbij op de achterburen-from-hell die niet alleen boeren, ruften en brullen (dag en nacht!) tot een kunstvorm hebben verheven, maar het ook een goed plan vinden om tegen tenten in de buurt aan te pissen en u begrijpt dat we wel eens fitter zijn teruggekeerd van een festival. Daarentegen is de tegen iedere passant loeihard ‘goeiemorgen’-schreeuwende overbuurman wel weer erg gezellig.
Los van die kleine kampeerperikelen: niets dan lof voor de bereikbaarheid van Graspop en het festivalterrein zelf, dat zowel overzichtelijk als ruim is en het idee van twee main stages naast elkaar, waarbij telkens als op het ene podium een band klaar is een volgende formatie van start gaat, is ronduit briljant. Twee fikse tenten (Metal Dome en Marquee) plus een wat kleiner buitenpodium bieden ruimte voor acts die net wat kleiner zijn of beter tot hun recht komen in een omgeving met een dak erop. Qua eten en drinken is het ook allemaal dik in orde – hoewel wat prijzig, en je moet bij sympathieke Vlamingen niet om een biertje vragen. “Het is een pintje. Of eventueel een Juupke”, leert een behulpzame barman ons. Maar daar gaat het allemaal niet om, het draait natuurlijk om de muziek – en daar was er nogal wat van op Graspop. Om het voor u overzichtelijk te maken: eerst bespreken we de drie headliners: Rammstein (vrijdag), Deep Purple (zaterdag) en Scorpions (zondag). Vervolgens komt chronologisch een flink aantal wat kleinere, maar vaak niet minder interessante namen aan bod. Veel leesplezier en drink er voor de sfeer een lauw pintje bij!
Rammstein (vrijdag, 00:00 – 01:30 Main Stage 1)
‘Ja! Nein! Rammstein!’ Rond middernacht dendert openingstrack Ramm 4 over het festivalterrein. Daarop volgt het gewoonlijke Rammstein-geweld: kanonladingen vuurwerk, oorlog- en SM-gerelateerde showaspecten en tijdens Zerstören trekt Till Lindemann zijn lange zwarte jas open om een bomgordel te onthullen die op de maat van de muziek explodeert. Door zulke taferelen en het feit dat de frontman het publiek amper toespreekt, hangt er een onvermijdelijke afstandelijkheid in de lucht. Een van adoratie doorvlochten afstandelijkheid weliswaar, want alle Graspoppers kijken ademloos toe terwijl ze overspoeld worden door hits, hitte en emotie. Dat klappers Mein Teil, Mutter en Haifisch achterwege blijven is de Duitse metalgoden dan ook vergeven. Al helemaal tijdens hoogtepunt Ich Tu Dir Weh: terwijl Till de track kundig toetakelt met zijn theatrale stemgeluid, kruipt toetsenist Christian Lorenz in een glitterpakje over het podium en wordt hij opgesloten in iets wat lijkt op een kist waar de zanger op zijn beurt tegenaan beukt. De meerwaarde ontgaat me volledig, maar de dramatiek en hilariteit ervan tillen de festivalshow van deze iconische formatie naar een dermate hoog niveau, dat direct duidelijk is: dit overtreft niemand meer. (EvdV)
Deep Purple (zaterdag, 22:35, Main Stage 1)
Het is als de headliner van de zaterdagavond het podium betreedt een stuk minder druk op het Graspop-terrein dan een dag eerder tijdens Rammstein het geval was. Zonde, want met Deep Purple heeft de organisatie een bijzonder legendarische formatie weten te strikken – een band bovendien die met zijn onofficiële afscheidstournee bezig is. En het moet gezegd: ondanks dat de in een kleurig Jaws-shirt gehulde zanger Ian Gillan lang niet meer het bereik heeft van vroeger, weet hij regelmatig een imponerende uithaal uit zijn 72-jarige strot te wringen. Die lichte sporen van sleet zijn echter totaal niet aanwezig bij zijn bandgenoten, waarbij vooral Don Airey uitgebreid zijn toetsen genadeloos geselt. Misschien zelfs iets te uitgebreid, uw recensent zweefde af en toe wel erg ver weg tijdens die momenten, maar met prima uitvoeringen van Lazy, het gloednieuwe Time For Bedlam, Hush en uiteraard Smoke On The Water krijgen de mannen het hele veld weer in het gareel. Prima show, zonde als deze band er inderdaad mee stopt. (MC)
Scorpions (zondag, 22:15, Main Stage 1)
Op voorhand was Scorpions niet de meest imposante van de drie headliners op het affiche en de eerste 45 minuten lijken de Duitsers ook niet van plan iets aan dat vooroordeel te willen veranderen. Dan lijkt de groep er namelijk niet bijzonder veel zin in te hebben en keuvelt een flink deel van het publiek er lekker doorheen terwijl men de laatste drankmuntjes opmaakt aan biertjes – pardon, pintjes. Maar vanaf ballad Still Loving You schakelen Klaus Meine en de zijnen duidelijk een tandje op en ineens slaat de vonk over tussen band en publiek. Het anno 2017 helaas weer verrassend courante Wind Of Change wordt uiteraard luid en bijzonder lelijk meegebruld, de Motörhead-cover Overkill is een even logische (Mikkey Dee drumt inmiddels alweer een tijdje bij Scorpions) als sterke ode aan Lemmy en met afsluiters als Still Loving You en Rock You Like A Hurricane kun je sowieso weinig fout doen. Eerste helft een krap zesje, de tweede helft een hele dikke negen. (MC)
Vrijdag
“Onze instrumenten zijn verdwenen op het vliegveld, maar we maken er het beste van.” Helaas is ‘het beste’ deze keer niet genoeg om te imponeren, want de heren van Blue Öyster Cult (15:00, Main Stage 1) maken een bijzonder uitgebluste indruk, de meerstemmige zang waait regelmatig compleet weg en zelfs de ultieme cowbell-hit Don’t Fear The Reaper klinkt flets. Zonde hoor. (MC)
Na de schreeuwerige herrie die Metal Church (16:00, Main Stage 2) even tevoren over het publiek heen braakte, is de toegankelijke hardrock van Black Star Riders (17:00, Main Stage 1) behoorlijk welkom. De voornamelijk uit leden van Thin Lizzy bestaande band speelt met plezier, heeft in tegenstelling tot genoeg andere acts dit weekend geen last van onnodige arrogantie en vooral tijdens Dancing With The Wrong Girl is het gezamenlijke gitaarwerk geniaal. (EvdV)
Het IJslandse Sólstafir (17:45, Marquee) bestaat uit o.a. een gitarist met potloodventerjas en hip hoedje, een bassist met immense Pipi Langkous-vlechten en een zanger met hipsterbaard en –knot, maar de muziek is er gelukkig niet minder overweldigend door. Referenties: Sigur Rós on speed met een flinke dot Mogwai. Een goed verstopt hoogtepunt van het festival. (MC)
Een zekere ex-hoofdredacteur van LFL zei altijd dat Fransen niet kunnen rocken, maar Alcest (19:55, Metal Dome) bewijst overtuigend het tegendeel. De licht verlegen frontman Neige en zijn collega’s maken een mix van shoegaze en post-metal, met net wat minder ambient-invloeden dan op plaat – vermoedelijk een goede keuze op een metalfestival. Maar sfeervol blijft het. (MC)
Theatrale symfonieën en filmische teksten die rechtstreeks afkomstig lijken uit een duister sprookje. Bij Epica (20:15, Main Stage 2) zorgt de combinatie van die factoren voor een schitterende show waar de vonken vrij letterlijk vanaf vliegen. Op muzikaal vlak levert de Nederlandse symfonische metalband daar helemaal niets voor in. Integendeel: de zang is superhoog en loepzuiver, toetsenist Coen Janssen heeft de tijd van zijn leven terwijl hij al crowdsurfend zijn maanvormige keyboard bespeelt en sowieso voelen de bandleden elkaar perfect aan. Wanneer vocalist Simone Simons vraagt om een ‘wall of Epica’, willigt het publiek haar verzoek dan ook maar al te graag in. (EvdV)
Het is ergens best lullig, maar Europe (21:25, Main Stage 1) is en blijft voor veel mensen toch vooral ‘dat bandje van The Final Countdown’. Dat blijkt ook wel weer als een flink aangeschoten blondine met een hip hoedje al ruim voor het concert een half uur lang het refrein van die oude hit in m’n oren tettert. Deze avond brengt daar helaas geen verandering in: de band speelt strak, Joey Tempest zingt prima, maar de vonk slaat – wegens wel erg glad – niet of nauwelijks over. Tot, uiteraard, het afsluitende The Final Countdown: tienduizenden brullen het tutututu-synthriffje mee. Ja, ook de dronken dame met het hoedje. (MC)
Zaterdag
Gehuld in een soort Victoriaanse circusoutfit, compleet met Alice Cooper-achtige schmink en zijn tong buitenboord, komt Johannes Eckerström van Avatar (11:30, Main Stage 2) het podium opgehuppeld. In de veertig minuten die volgen, voert de Zweedse zanger samen met zijn al net zo theatrale bandleden een op werkelijk alle vlakken uitblinkende show op. Zo loopt elk nummer over van melodische deuntjes, duizelingwekkende death metal en refreintjes die zowel duister als poppy klinken. Daarnaast glibberen er nog wat musicalinvloeden door de tracks, die bizar veel weg hebben van een horrorcircus uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Eindigen met het even toegankelijk als kwaadaardig klinkende Smells Like A Freakshow is dan ook niet meer dan gepast. Want zoals de charismatische frontman zelf al aangeeft tussen het achteruitkoprollen en de gekke danspasjes door: Avatar staat hier voor ‘de buitenbeentjes, foutjes, miskramen en freaks’. Wat dat dan ook betekent, het zaterdagochtendpubliek staat al wrijvend in de nog slaperige oogjes te dansen, zwaaien en lachen alsof ze in de hemel zijn beland. Een heel duistere, bizarre hemel, weliswaar. (EvdV)
Ingetogen maar hard spelen en nieuwsgierige, peilende blikken op het publiek werpen: dat is de gemiddelde start van een optreden van Alter Bridge (20:00, Main Stage 1). Op Graspop is dit niet anders – misschien voorspelbaar, toch heeft het zijn charme. Zo komen enorm getalenteerde muzikanten als Myles Kennedy en Mark Tremonti lekker menselijk en sympathiek over. Los van het karakter van de band, is dit een fris en down-to-earth optreden dat net doorglibbert tussen het heftige metalgeweld en de klassieke hardrockacts die de rest van het weekend domineren. Na een aantal nummers beseffen de mannen dat zelf ook, want vanaf fanfavoriet Cry Of Achilles klinkt alles alleen nog maar superstrak en aan het einde van de show wandelt In Flames-gitarist Björn Gelotte het podium op, om met een grote glimlach mee te pingelen met Rise Today. Nogal onverwacht, maar daardoor draagt het slotakkoord over wereldvrede nog meer solidariteit uit dan normaal. (EvdV)
Ministry (21:00, Marquee), het industrial-collectief onder leiding van creatief genie Al Jourgensen, gaat vaker uit elkaar dan dat het van onderbroek wisselt. Dat gaat echter niet ten koste van de podiumprestaties en dus denderen ook in de Marquee-tent de staccato industrialriffs op oorverdovend volume dwars door de gehoorbeschermers heen, begeleid door bevreemdende filmpjes en een letterlijk oogverblindende lichtshow. Niet voor tere zieltjes dus, maar kom op: dit is een metalfestival, niet Pinkpop. (MC)
Een show van de ‘space lord motherfuckers’ van Monster Magnet (21:20, Metal Dome) is altijd goed, maar als Dave Wyndorf er niet uitziet alsof hij een kloon van zichzelf heeft opgegeten, dan is de band zelfs waanzinnig sterk. En kijk, de inmiddels zestigjarige frontman is vandaag behoorlijk afgetraind en inderdaad, de show van zijn band behoort meteen tot de toppers van de dag. Niet onlogisch, met krakers als Negasonic Teenage Warhead en het afsluitende Space Lord op de setlist, maar de mannen spelen vandaag ook met meer vuur dan dat ik ze in tijden heb zien doen. (MC)
Zondag
In de categorie ‘two hit wonder’: Ugly Kid Joe (13:10, Main Stage 1). U weet wel, dat leuke bandje dat in 1992 en 1993 dikke hits scoorde met het vrolijk opgefokte Everything About You en de mooie cover van Harry Chapins Cat’s In The Cradle, op Graspop een duet met Amy Lee van Evanescence. Die twee songs kunnen – samen met de blijkbaar verplichte Ace Of Spades-cover – ook hierop de meeste respons rekenen, maar de rest van het materiaal (veelal gespierde hardrock op het randje van heavy metal) mag er zeker ook wezen. Uglier than they used ta be? Jup, maar Ugly Kid Joe is nog steeds een fijne festivalband. (MC)
Toen Evanescence (19:10, Main Stage 1) op het Graspop-affiche verscheen en er vervolgens ook nog eens geruchten gingen dat de band zou headlinen, was ik vast niet de enige die dacht: huh? De doorbraak én het laatste wapenfeit van de Amerikaanse rockgroep zijn al weer een tijdje geleden. Dat dit geen barst hoeft af te doen aan een loeigoede en rockende show, bewijzen Amy Lee en de haren voor een verbazingwekkend vol festivalveld. De charismatische zangeres draagt de band wel nog steeds: in een krappe anderhalf uur zingt ze hoog en laag, danst ze enthousiast over het podium, maakt grapjes en neemt af en toe plaats achter de vleugel – bijvoorbeeld tijdens megahit My Immortal. Terwijl het publiek oorverdovend meezingt en sommige tere zieltjes zelfs compleet ontroerd raken en met hun handen naar hun hart grijpen, is zoveel duidelijk: Evanescence blijft gewoon goed en bijna irritant tijdloos. (EvdV)
Shows van Rob Zombie (20:50, Main Stage 2) zijn als een bezoekje aan de McDonald’s: best lekker, maar niet al te gezond en op den duur wegens gebrek aan vernieuwing geen uitdaging voor je smaakpapillen. Dat gezegd hebbende: Zombie is een grappige vent, gitarist John 5 blijft een snarenbeest en Dragula is natuurlijk een monster van een festivalhit. Entertainment 2.0. (MC)
Een uitstekende act voor op de zondagavond in de Marquee: Opeth (21:00, Marquee) met zijn duistere, progressieve metal. Het is zo’n moment waarop iedereen er een beetje doorheen zit: de voetjes zijn moe, de knieholtes verbrand en de hoofdjes verhit. Uitgeputte Graspoppers kunnen dan ook niet veel meer doen dan de melancholische tonen over zich heen laten komen alsof het ijskoude regendruppels zijn. De inmiddels enigszins afgekoelde tent voelt niet alleen als een tropisch regenwoud, de geluidsgolven galmen zo tergend langzaam door de ruimte, dat zanger Mikael Akerfeldt nauwelijks verstaanbaar is. Zonde, zeker aangezien de wisselwerking tussen cleane zang en grunts juist een van de sterkste handelsmerken van de band zijn, maar verder niets te klagen over dit prachtoptreden. (EvdV)
Ook gezien:
Emperor (vrijdag, 22:35, Main Stage 2). Legendarische black metalband imponeert nog steeds met een spijkerhard optreden, vooral dankzij de ijselijke kreten van de tegenwoordig erg netjes uitziende vocalist/gitarist Insahn. (MC)
Baroness (zaterdag, 14:00, Metal Dome). De ijzersterke mix van stoner- en sludgemetal klinkt live precies zoals op plaat – overdonderend, maar niet verrassend. (EvdV)
Coheed And Cambria (zaterdag, 15:45, Metal Dome). Sterke, maar bij vlagen nogal kitscherige proggy metal, vol koortjes en krachtpatserij op een doubleneck gitaar. (MC)
Devin Townsend Project (zaterdag, 16:10, Marquee). Sympathieke alleskunner speelt bombastische metal met een spacy randje: maar dat doet ‘ie eigenlijk altijd. (EvdV)
Max And Iggor Cavalera – Return To Roots (zaterdag, 16:50, Main Stage 2). Een van de vele Sepultura-gerelateerde projecten, waarvan het gevaarlijkste randje inmiddels wel verdwenen is – maar fijne nostalgie is het wel. (MC)
The Raven Age (zondag, 11:30, Main Stage 1). Bekakt Brits pratende zoon van Iron Maiden-bassist Steve Harris maakt met zijn band aardige, maar wel behoorlijk cliché klinkende heavy metal. (MC)
The Charm The Fury (zondag, 12:20, Main Stage 2). Al brullend, gruntend en een cirkelpit eisend stampt frontvrouw Caroline Westendorp over het podium, want zij snapt dat keiharde metalcore gewoon lekker makkelijk moshmateriaal blijft. (EvdV)
Alestorm (zondag, 14:05, Main Stage 2). Wie er zweterige testikels heeft, wie er dronken is en of het publiek zich ook voelt als de binnenkant van een hondenanus: Alestorm stelt gekke vragen, maar de piratenmetal van de band blijft hilarisch. (EvdV)
Airbourne (zondag, 15:00, Main Stage 1). Prima band, maar groeit en verrast al jaren niet meer – ook niet op het hoofdpodium van Graspop, dus. (MC)
Steel Panther (zondag, 17:00, Main Stage 1). Al jaren flikt de zogenaamde parodieband Steel Panther hetzelfde kunstje, maar vandaag veroorzaken de seks-, vagina-, minderjarigeseks- en homograppen van deze arrogante act vooral braakneigingen. (EvdV)
Graspop
Gezien op 16, 17 en 17 juni 2017
Foto’s: Robin Looy
3 Reacties
Leuk verslag, maar de twee “beste” optredens Queensryche en Mastodon worden genegeerd??? Ook van Sabaton is helaas niets te vinden in het verslag. terwijl waardeloze bands zoals Steel Panther en Rob Zombie wel worden bessproken.
Beste Martien,
Queensryche – maar ook Primus (!) – behoorden wat mij betreft tot de hoogtepunten van het festival. Wellicht hadden de recensent dat ook gevonden als ze er zouden zijn geweest. Maar uit het lijstje ‘ook gezien’, blijkt dat ze daar niet geweest zijn. Overigens vegen de recensenten ook de vloer aan met de (inderdaad) waardeloze band Steel Panther.
Had ook Babymetal kunnen zijn ipv het cabaret van Steel Panther, beetje festival moet ook comedy hebben tegenwoordig. Goed om te horen dat Dave Wyndorf weer een beetje op z’n poten kan staan, was laatste keer dat ik Monster Magnet zag (op Scumbash oid) niet het geval toen hoefden ze het podium niet te dweilen na afloop, had Dave al gedaan. Over dat pint verhaal, ik bestelde ooit netjes een pint op Graspop waarna de goede man vroeg “Ah Ollander zeker” waarop ik zei dat ik om een pint vroeg en het ook op zijn Nederlands “hee lul geef eens BIER!!” had kunnen vragen.